Hoe Connell Waldron met zijn verhaal worstelt (1)

In de roman Normale mensen van Sally Rooney ontwikkelt Connell Waldron een knipperlichtrelatie met zijn klasgenoot Marianne Sheridan. Hij vertelt zichzelf dat hij zich goed bij haar voelt en dat hij bij haar wil zijn maar dat zijn vrienden niet mogen weten dat hij iets met haar heeft omdat ze dat niet cool zullen vinden.

In het openingshoofdstuk van het boek — Connell en Marianne hebben dan nog niet iets met elkaar — komt hij bij haar thuis om zijn moeder op te halen, die daar hulp in de huishouding is. Dit is wat we dan over Marianne en Connell lezen, vanuit zijn perspectief:

Misschien moet je me maar bijles geven, Connell, zegt ze.

Hij voelt zijn oren warm worden. Waarschijnlijk is het zomaar een opmerking en bedoelt ze er niets mee, maar als ze er wel iets mee bedoelt, dan trekt ze hem omlaag in de pikorde, want ze wordt als een voorwerp van afkeer beschouwd. Ze draagt lelijke platte schoenen met dikke zolen en doet nooit make-up op. Er wordt beweerd dat ze haar benen niet scheert en zo. Connell heeft gehoord dat ze een keer in de kantine chocolade-ijs had gemorst en toen op de meisjes-wc haar blouse had uitgetrokken om hem in de wasbak uit te spoelen. Dat is een populair verhaal, iedereen heeft het weleens gehoord.

— Rooney, Sally. Normale mensen (Dutch Edition) (pp. 7-8). Ambo/Anthos

Hier creëert Connell zijn beeld van Marianne vanuit wat hij over haar heeft gehoord, vanuit een verhaal dus. ‘Verhaal’ is een woord dat hij in de laatste zin van dit citaat zelfs letterlijk gebruikt.

Zijn worsteling is dat hij een relatie krijgt met iemand voor wie hij zich schaamt. Daar moet hij voor zichzelf een kloppend narratief van zien te maken.

Vergelijkbare berichten