In verhalen creëren we onze werkelijkheid
We leven in verhalen. Als we over ons leven of over onze dag vertellen, doen we dat door een verhaal te creëren. We brengen een rode draad aan en daartoe overdrijven we het een, downplayen we het ander, laten we weg wat niet in het verhaal past. Dat doen we niet per se met kwade opzet, het gebeurt vaak vanzelf.
Een verhaal creëren en een eigen werkelijkheid creëren, daar hoef je geen schrijver voor te zijn. We doen het allemaal, al hebben we het meestal niet in de gaten.
Schrijvers hebben het wel in de gaten, die hebben er hun beroep van gemaakt, die hebben het tot kunst verheven om in beeld te brengen hoe mensen zichzelf en anderen iets wijsmaken.
Proza laat zien hoe mensen in hun verhalen een narratieve werkelijkheid creëren.
Ons verhaal veroorzaakt conflict
De werkelijkheid is geen verhaal en een verhaal is niet de werkelijkheid. Het zijn verschillende zaken. Het enige werkelijke aan een verhaal is dat er een verhaal is. In die zin creëert een verhaal een werkelijkheid.
Als we verhalen vertellen en denken dat we de werkelijkheid vertellen, creëren we een conflict, want we kunnen de werkelijkheid niet vertellen.
In de literatuur is het niet anders. Het conflict in een roman is het verschil tussen:
- het verhaal dat het personage zichzelf vertelt en
- de werkelijkheid die losstaat van dat verhaal.
Proza laat zien hoe mensen met hun verhalen conflicten veroorzaken.
Het verhaal van het individu en van de groep werken op elkaar in
Er is het verhaal van het individu, en er is het verhaal van de groep.
Als het individu vertelt over de groep, dan creëert ie daarmee een eigen werkelijkheid van de groep. Als de groep vertelt over het individu, dan creëert de groep daarmee een eigen werkelijkheid van het individu. Dat leidt tot conflict:
- Soms verinnerlijkt iemand zich het verhaal van de groep, wat een innerlijk conflict kan geven met het eigen, individuele verhaal.
- Soms verzet iemand zich tegen het verhaal van de groep, wat een uiterlijk conflict kan geven.
Proza laat zien hoe het verhaal van het individu en dat van de groep op elkaar inwerken.
Via de taal geven we betekenis in onze verhalen
Net zo goed als een verhaal niet samenvalt met een werkelijkheid buiten het verhaal, valt de taal niet samen met een betekenis buiten de taal. Het woord ‘Amsterdam’ is niet de stad Amsterdam. Het woord ‘vader’ is niet de persoon vader.
Als een personage zou ontdekken dat hij niet de biologische vader van zijn kind is, dan is er in de werkelijkheid niets veranderd (ieders DNA is nog hetzelfde als voor de ontdekking), maar de betekenis die het personage zichzelf toekent, kan wel zijn veranderd. Voelt hij zich nog wel vader? Is hij nog wel vader? Wat is een vader eigenlijk?
Een woordenboek biedt geen uitkomst. De betekenis die het kind geeft aan de vader, is waarschijnlijk een andere dan de vader aan zichzelf geeft, en die zal weer anders zijn dan hoe de buitenwereld naar hem kijkt.
Literatuur laat zien hoe mensen in taal betekenis geven.
Proza laat zien hoe mensen in taal betekenis geven.
In onze verhalen creëren we onszelf en elkaar
We vereenzelvigen ons met ons verhaal. Door die vereenzelviging ontstaat onze identiteit. We zeggen: ‘Dit ben ik’, en dan steken we een verhaal af.
Dat geldt ook voor personages. In hun verhalen creëren personages een werkelijkheid, en maken ze zichzelf tot werkelijkheid. In hun taal creëren personages een betekenis, en geven ze zichzelf betekenis.
Ons ‘ik’ is een personage. Het bestaat alleen binnen ons verhaal en binnen onze taal. Los daarvan bestaat er geen ‘ik’.
Proza laat zien hoe mensen in hun verhalen zichzelf en de ander creëren.
In onze verhalen leven we voort
De opkomst van ons verhaal is de opkomst van onze identiteit. De ondergang van ons verhaal is de ondergang van onze identiteit.
Omdat onze identiteit ten onder gaat als ons verhaal ten ondergaat, willen we niet niet dat ons verhaal stopt. Wat ons verhaal aantast, ontkennen we of drukken we de kop in.
Literatuur laat zien hoe mensen vasthouden aan hun verhaal.
Binnenkort lees je hier meer over Continuïteit.
In verhalen creëren we ons verleden
Als we vertellen over hoe onze jeugd was, dan vertellen we een paar anekdotes. Het vertellen duurt misschien tien minuten, terwijl onze jeugd zo’n twintig jaar beslaat en dat zijn meer dan tien miljoen minuten. Dat betekent dat iedere vertelde minuut een miljoen beleefde minuten representeert, wat niet echt representatief te noemen is.
Een verhaal over onze jeugd laat vooral zien welke keuze we maken op het moment van vertellen. Op een ander moment zouden we een andere selectie maken. Bovendien spelen ons geheugen en onze emoties ons parten. We onthouden maar een klein gedeelte, en dan nog vertekend ook.
Voor personages geldt hetzelfde. Ze grabbelen een paar verkeerd onthouden herinneringen uit de hoge hoed en maken daar een verhaal mee, dat vooral iets zegt over het huidige moment.
Literatuur laat zien hoe mensen in hun verhalen een verleden creëren.
Binnenkort lees je hier meer over Herinnering.
In onze verhalen praten we met iemand
In onze gedachten richten we ons vaak tot iemand. Als we iets beleven, dan denken we eraan hoe we dat later aan iemand zullen vertellen. We missen de trein en we stellen ons voor hoe we dat zullen vertellen aan degene met wie we een afspraak hebben.
En zelfs als we op dit moment niet iets beleven maar wel allerlei gedachten hebben, dan zijn die gedachten tot iemand gericht. We denken over iets uit onze jeugd, en we willen onze vader of moeder eindelijk eens vertellen hoe we dat hebben beleefd.
Of het omgekeerde gebeurt: onze gedachten richten zich nu niet tot iemand, maar we ervaren dat onze gedachten oorspronkelijk bij iemand anders vandaan komen. Iemand heeft ooit iets tegen ons gezegd en we herhalen dat nu in onze gedachten.
Ook bij personages werkt dit zo. De verhalen die ze maken zijn vaak tot iemand gericht of komen bij iemand vandaan.
Literatuur laat zien hoe mensen in hun gedachten en verhalen zich tot iemand richten.
Binnenkort lees je hier meer over Zender.